Danktekst bij de uitreiking van de toneelprijzen op 17 september 2017

Uitreiking theaterprijzen, fotograaf onbekend

Hierbij een fragment van mijn danktekst gisteravond in de Stadsschouwburg bij de uitreiking van de toneelprijzen, het is een fragment. Eerst bedankte ik de jury, de producenten en de cast en crew van De Vader (klik hier voor het tournee verslag), en had ik het over de steun die ik van hen heb ondervonden. Uiteindelijk droeg ik de prijs op aan mijn moeder Jeanne Verstraete die 105 jaar geleden werd geboren. En toen ging ik over tot de orde van de dag, dat ging zo:

Het was een geweldige tijd, weliswaar voortdurend chaos in mijn hoofd “maar de beste tijd”, vrij naar Bertolt Brecht. En dat brengt mij na mijn innig gemeende dankbetuigingen naar iets dat deze dagen belangrijker is dan persoonlijke of groepssuccessen: er is namelijk iets ernstig misgegaan, inhoudelijk, en fundamenteel in het contact tussen het verschijnsel Toneel en het Nederlandse Publiek, of beter: behóórlijk mis gegaan. Iets dat je niet af kan doen met de dooddoener dat het publiek zo veel nieuwe en andere interesses heeft gekregen, dat de maatschappij zo aan het veranderen is. Het Toneel heeft zich te veel met zich zelf bezig gehouden, ook ik heb me daar aan bezondigd in het verleden. Maar waar of aan wie het ook ligt: de schouwburgen programmeren in het land steeds minder toneel, toneel is overwoekerd door cabaret en in (afnemende) mate door musicals. In sommige schouwburgen is de verhouding totaal zoek geraakt: tegenover een enkele toneelvoorstelling staan maar liefst TIEN cabaret avonden, je wordt niet goed van de pr-taal in de veel te kostbaar uitgevoerde prospectussen, waarmee bezoek aan een schouwburg op meestal discutabele wijze wordt aangewakkerd. Toneel is zijn leidende functie in de samenleving verloren – leidend ja: Toneel behoort als vanouds een leidende rol in ons aller bestaan te vervullen, en reflectie en commentaar vanaf het podium op de samenleving is nog maar met een lantaarntje te vinden.
Misschien is dat wel het succes van De Vader geweest: theater over een probleem dat zich als een horzel in onze samenleving heeft genesteld. Niemand had toch ooit gedacht dat er over dementie iets anders dan een documentaire te maken zou zijn. Levende mensen, spelende mensen op het toneel zijn in de kunsten door niets te vervangen, niet door de film, niet door de televisie of door welk medium dan ook: inleving in de ander maakt ons betere en intelligentere burgers. Taal brengt de verbeelding op gang en beeld vult het in. Eindelijk hebben we in Gijs Scholten van Aschat een nieuwe voorman gekregen, die bevlogen en welbespraakt in de aanval is gegaan, in de aanval voor betere salarissen, iemand die kan vechten voor een betere toegang voor jonge tonelisten in het hermetisch gesloten front van de grote gezelschappen, die overigens nog maar zeer gering in omvang zijn vergeleken bij vroegere tijden. Als illustratie van mijn stellingen het volgende: na een van onze voorstellingen komt er een middelbare dame op mij af, ze zegt “Ik ben dement, goed gedaan jochie”, ze geeft me een dreun op mijn bovenarm en ze loopt door.
Ik sluit af. (nadat ik mijn vrouw Agaath Witteman heb bedankt voor haar onwankelbare trouw)
Overigens ben ik van mening dat het Theaterfestival zijn subsidie terug moet krijgen: twee weken uitverkochte schouwburgen bewijzen zijn onvervangbare positie. Lang leve het Theater.