10 april 2017 – Zaantheater, Zaandam

– dit verslag van de tournee van De Vader verscheen oorspronkelijk op Facebook –

Gisteren thuisgekomen uit Zaandam, het Zaantheater, aardig bezet, aardig, niet vol. “Ja toneel loopt niet zo stralend als we wel zouden willen”, zei de directrice, “dus wij zijn hier met jullie 350 man dik tevreden”. “Waar ligt dat dan aan? Er wordt toch fantastisch toneel gespeeld in ons land?”
“Een groot deel van ons publiek vindt toneel nou eenmaal te moeilijk, vooral de gesubsidieerde gezelschappen, die brengen, zeggen ze veel te intellectualistische stukken, of interpretaties die velen boven de pet gaan.”
Onder de rook van Amsterdam weer hetzelfde gesprek zoals in zoveel schouwburgen ver verwijderd van de Randstad. Zou het niet tijd worden om naast alle capaciteiten die je moet hebben om schouwburgdirecteur te zijn/worden niet goed zijn wanneer in hun cahier des charges ook komt te staan dat het doel moet zijn, behalve de begroting rond te krijgen, publieksuitbreiding te bereiken op basis van educatie: *een vrolijke cursus toneel kijken, gesprekken aangaan met enthousiaste acteurs, die NIET bekend hoeven zijn van weer een politieserie, toeschouwers verleiden om hun visie op het gebodene in groepsgesprekken kenbaar te maken. De trouwste bezoekers ambassadeurs van het theater te maken, wie de meeste buurtgenoten binnenhaalt belonen met een vrijkaartje.
Enfin zo kan ik nog wel even doorgaan. Zaandam heeft een bloeiend amateurtoneelcircuit, dus een ideale voedingsbodem voor een actief wervingsbeleid. Toneel is voor onze samenleving die in steeds meer groepjes uit elkaar valt een probaat bindmiddel, toneel is bij uitstek van oudsher een publieksspiegel, toneel is in staat mensen onderling te binden, zelfs in een donkere zaal kan een menigte bezoekers elkaar draadloos bereiken en een eenheid worden.
Ik hou maar op, ik verval in herhalingen en niets is zo storend als het vervallen in herhalingen.
Terug naar de voorstelling in Zaandam: onze voorstelling van De Vader maakte duidelijk veel indruk, Freek was er met zijn vrouw, Mette Bouhuis en Bruun Kuijt, (regisseurs) de schoonouders van mijn zoon Jules, enfin bekenden te over die mijn speelavondje door hun aanwezigheid een aparte kleur (van binnen) gaven. Lang Applaus, en weer een toverachtig mooie bloemenstruik. (Boze tongen beweren dat het trouw vermelden van de bloemen die we vaak krijgen, de nog te bezoeken schouwburgen dwingt om ook voor zo’n kleurrijk einde te zorgen, nou daarop zeg ik dan maar: “Leeuwarden, Veghel en Zeist, wanneer het einde bloemenloos eindigt is dat geen enkel probleem, als jullie maar zorgen dat de zaal vol zit!”)