Schilderij: Hans van der Leeuw
Speech bij de onthulling schilderij van Petra Laseur in de Stadsschouwburg van Amsterdam 11 September j.l.
Hier sta je dan terwijl je zit te kijken, en nog wel ten voeten ook, weet je wat: laat ik maar bij je voeten beginnen, ze hebben iets aarzelends, vind je ook niet, ze staan er niet bij alsof ze willen zeggen waarom staan we hier, we schuifelen ons voetje voor voetje een beetje in deze pose, alsjeblieft niet op een actrice achtige manier, niet van: hier sta ik – ik kan niet anders, ik kan namelijk wel anders, maar dat gaat jullie niets aan, ok kom ik hier te hangen, maar dan wel op mijn manier, en verwacht ook niet van mij dat ik liefelijk in de camera ga kijken, dat bewaar ik alleen maar voor wanneer dat voor een rol gevraagd wordt, en zeker niet tijdens het poseren, poseren, misschien wel het ergste wat me kan overkomen. Blootgeven, nou nee, nee, daarom heb ik ook maar deze jurk aangetrokken, ik heb veel mooiere, maar die hou ik voor mezelf, als ik mijzelf dan afsta voor een beeltenis van mijzelf is dat al ijdel genoeg, dan gaan we dat niet nog eens onderstrepen met extravaganties, ik vind het best een eer om hier te hangen in een hoekje ergens, ik heb hier tenslotte mijn mooiste jaren doorgebracht, dat kan ik makkelijk zeggen want dat is toch niet meer te controleren, zoveel mensen zijn er niet meer die die jaren hebben meegemaakt. O, valt dat wel mee, nou vooruit dan maar, hou er nou maar over op.
Nee nu neem ik zelf het over, en ik hou er nog eventjes niet over op, er zijn namelijk heel wat redenen om jou hier in “de portrettengalerij der bijzonderen” op te nemen, Gerrit( zie het vorige bericht) en ik verbeelden ons namelijk dat wij jouw mooiste jaren hier van dichtbij hebben meegemaakt toen we tot de oprichting van het Publiekstheater in de zeventiger jaren overgingen, en jij er vanaf de eerste dag deel van uitmaakte, al zat jij dan niet in de dagelijkse leiding, je hebt met jouw wild enthousiaste houding en opstelling al die tijd het gezelschap, je collega’s bij de les gehouden, jij hebt een niet te onderschatten aandeel gehad de verbrande aarde die de toneelopstand van eind jaren zestig had achtergelaten, weer vruchtbaar te maken en mede door jouw Grusche, (de Kaukasische Krijtkring van Brecht) met Lotte (van Groot en Klein van Botho Strauss), die jou even zovele Theo d’Ors opleverden; voor de scherpslijpers onder dit publiek, “he die eerste Theo was toch voor Ibsens’ Gabler, Hedda, ‘de vrouw gevuld met dood’,” ja dat klopt, die creatie ging vooraf aan het Publiekstheater, maar ik reken haar maar al te graag erbij omdat onze samenwerking toen, direct vooraf ging aan onze bezetting van dit heilige pand, onze Stadsschouwburg.
Laten we zeggen, jij was de aanvoerster van de troepen, jij was ons boegbeeld, voor jou kwamen de mensen, de honderden kaartjes waarop publiek zijn reacties kon weergeven gingen altijd over jou wanneer je in een stuk speelde, je was in die tijd die nog niet geteisterd werd door de huidige tsunami van bekende nederlanders, jij was een publiekslieveling, waar voor in deze schouwburg waarvan het zaalplan het toen nog noodzakelijk maakte 1000 toeschouwers per voorstelling binnen te laten, die hoofdzakelijk voor jou kwamen!
Nu ga jij door voorgoed hier in een van de gangen te staan, de nazaten van dat publiek bezig houden met die raadselachtige zoekende blik, ‘is dat wel een toneelspeelster’? ‘Iemand die zo streng onderzoekend ons vanuit haar lijst ons bekijkt?’ Met die controlerende blik van ‘nou kom maar op wat vond je ervan?’