KS

Gisterenavond speelden we in de Koninklijke Schouwburg in den Haag, we waren er met de Vader al zeven keer geweest, het is bijna een repertoirestuk geworden in ons derde jaar, en weer een volle zaal, tot en met het bovenste balkon, het derde! Goed publiek, meedenkend met de voorstelling, de respons voelde voor ons acteurs opsteunend aan, een meelevende zaal geeft je een soort legitimiteit, je bent niet voor niets bezig met dit merkwaardige vak. Toch hing er in ieder geval over mijn binnenste een grauwe sluier, vlak voor aanvang had ik van haar zoon gehoord dat Elisabeth Andersen was overleden, het idool uit mijn jeugd, de vrouw die het verschijnsel toneel voor mij onvermijdelijk maakte, die ik op mijn twintigste al interviewde, die ik aan de artiestenuitgang stond op te wachten, waar meerdere bewonderaars stonden, waardoor je alleen maar een blik van haar kon opvangen, en dus maar teleurgesteld kon afdruipen, laat ik maar ophouden, ik kan het nog moeilijk verwerken, ze was al 98, dan mag je dus wel spreken van een voltooid leven, maar Elisabeth was zoveel meer. Ze omvatte een tijdperk, een theater-encyplopedie, ze was zo’n beetje de eerste toneel-ster van na de oorlog, ze werd in die jaren drie keer gekozen tot actrice van het jaar, ze is nog altijd de actrice met de meeste Theo d’Ors. Vanmorgen stond er gelukkig een mooi stuk over haar in de V’krant van Karin vervaart, een mooi verhaal, met veel eerbied geschreven. En uitgerekend stond ik gisterenavond in haar schouwburg, de onverbeterlijke K.S. Vreemd hoor.