de Vader en andere zaken.

Gisteren, Zondag, voor een volle zaal in de Stadsschouwburg samen met Johanna ter Steege en GIjs de Lange enkele fragmenten uit ons nieuwe toneelstuk “De Vader” spelenderwijs voorgelezen. De repetities beginnen pas eind Oktober, dus dit was duidelijk een voor proefje in het kader van de Uitmarkt.
Iedere keer dat ik op het podium van de Schouwburg sta denk ik na afloop “het zal de laatste keer wel zijn”, en altijd is er weer een andere, een nieuwe keer. Nu weet ik in ieder geval al zeker dat ik er begin januari weer drie keer zal “staan” met dit stuk, de Vader. Ik weet niet wat het is dat me zo naar die Schouwburg trekt, als toeschouwer en als speler, is het die ruimte om je heen, die mooie zaal, dat monument uit een andere tijd dat altijd weer opnieuw in staat is het hedendaagse theater te omvatten? De Schouwburg werkt als een soms behagelijke dan weer stugge jas die een voorstelling omhult, die moeiteloos een voorstelling uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw een podium kon geven, ik denk aan een van de eerste keren dat ik daar als jong jongetje stond, in “de Bruid in de Morgen” van Hugo Claus en een schouwburg die straks in de eerste dagen van het nieuwe jaar de speelplek van “de Vader ” zal zijn. In de Bruid speelde ik een adolescent, Thomas, die niet helemaal aangepast bleek, en in “de Vader” een dementerende oudere man, Andre.
Wat zich afspeelde in die tussentijd, in die bijna vijf en zestig jaren, sleep ik me nauwelijks bewust mee het podium op, dat kan niet anders, maar zelf ervaar ik dat niet zo. Voor mij is iedere nieuwe stap op het toneel een eerste stap, een schoorvoetende stap die opnieuw de ruimte verkent, die zich moet overtuigen van de akoustiek, die de lichtval bestudeert die op mijn tegenspeelster valt, die opnieuw zijn stem uitprobeert en afstemt op het aantal mensen dat in de zaal zit. Die vlak voordat hij opgaat zijn hele tekst gememoreerd heeft. Die afgeleid wordt door een totaal onverwachte reactie uit het publiek, of afgeleid door een uitblijvende reactie.
Gisteren bij de voorlezing van een paar scènes uit ons stuk was ik al meteen niet tevreden over hoe ik mijn teksten zei, dat was de dag ervoor, op de repetitie veel beter gegaan, veel spontaner. Bij mijn eerste woorden hoorde ik het al. Ik probeerde te herhalen wat de middag ervoor zo goed ging. Een enkel keertje kon een zinnetje er wel mee door, daar werd dan ook meteen vanuit de zaal op gereageerd. Maar al die jaren ervaring geven geen garantie op een perfecte herhaling, op zichzelf is dat maar goed ook, iedere voorstelling moet “nieuw” kunnen zijn, en het mechanisme om tijdens het spelen de goede toon te pakken te krijgen moet iedere keer opnieuw worden uitgevonden. Ik worstelde daar al mee in de Bruid, toen ik nog geen enkele ervaring had en alles werkelijk spontaan kon zijn, nu zo vele jaren later, blijkt het nog even moeilijk te zijn. Misschien is dat wel de motor waarom ik er niet mee kan ophouden, waarom ik iedere keer weer opnieuw naar de schouwburg word getrokken, het moet lukken een keertje maar, om zo dicht mogelijk bij de perfectie te komen, al is het maar een zinnetje in de voorstelling. Een werkelijk geslaagd zinnetje kan me soms zo gelukkig maken, vooral wanneer na afloop een van je collega’s het ook gehoord blijkt te hebben, en je vertelt ” wat gebeurde er nu bij dat moment, je weet wel wat ik bedoel, het kwam er zo anders uit. Deed je dat nou expres, of had je het voorbereid? Merkte je dat ik nu ook anders reageerde? Laten we morgenavond voor we beginnen het nog eventjes doornemen, want het heeft wel consequenties geloof ik?”
Dit korte gesprekje heeft zich in de werkelijkheid afgespeeld, ook in een stuk van Hugo Claus, “de Verlossing” waarin ik de tegenspeler van de betreurde Annet Nieuwenhuyzen was. Zij was zo secuur in het steeds weer willen benaderen van wat zij als het ultimum van toneelspelen ervoer: iedere avond op je toppen, iedere avond alsof het de laatste keer was. Of we nu in Purmerend speelden of in de Koninklijke Schouwburg. En als je als haar tegenspeler iets anders uitprobeerde wilde zij daar ook spontaan op kunnen reageren.
Wat dat gesprekje betreft, dat kwam er echt, in de auto op weg naar de voorstelling, we probeerden het eindeloos uit, en toen het moment daar was liep het totaal uit de hand, en we hadden geen gelegenheid om het de volgende keer beter te doen, want het was de laatste voorstelling. In Purmerend.