” ‘….an actor must bring into being an unconscious state of which he is completly in charge’.” (Peter Brook)

De eerste column van Hans Croiset voor de Stadsschouwburg. Geschreven aan het begin van de repetities van De Vader. Over het theater vandaag en over de traditie, over acteren en over regisseren, kortom: alles waar hij zijn gedachten over wil laten gaan. Dit is de eerste. Geschreven aan het begin van de repetities van De Vader. Over het onbewuste, over goud zoeken, over de afgrond.

In een geschreven portret van de actrice Rachel Weisz in the New Yorker door de fameuze theateranalyticus Hilton Als, haalt deze een uitspraak van Peter Brook aan uit diens in 1968 verschenen The Empty Stage: ‘….an actor must bring into being an unconscious state of which he is completly in charge’. Een intrigerend citaat, waar ik dagen over loop en zit na te denken, een citaat dat woorden geeft aan een gevoel waar niet alleen ik maar ook veel van mijn collega’s mee worstelen en zullen blijven worstelen, ook zonder kennis te hebben van Brooks tekst.

Brook biedt hiermee een heel diep ingrijpend spel-advies aan, de baas zijn over je onbewuste. Is dat onbewuste dan nog wel onbewust, vraag ik me af. Een advies dat ingeleefd spel uitsluit en er doorleefd spel voor in de plaats moet zetten. Zelfs Brecht zou het daarmee eens hebben kunnen zijn, de theaterman die zijn spelers aanmoedigde hun tekst te ‘tónen’ eerder dan de tekst te spélen; bij Brecht mocht de acteur zich niet verliezen in zijn rol, hij moest de boodschapper van zijn tekst zijn. Ingeleefd toneel was bij hem uit den boze. Maar om ingeleefd spel overboord te kunnen gooien moet de speler de rol eerst verwerkt hebben. Daartoe was het advies van Brook om meester te zijn over je onbewuste, misschien wel een eerste vereiste. Een periode van stevig ingeleefd repeteren kwam ook bij Brecht geregeld voor, om daarna des te bewuster de stap buiten de rol te kunnen doen en hem zoals hij wilde en voorschreef te tónen.

Deze nogal wijdlopige inleiding beste lezer, is eigenlijk een rookgordijn: ik zit er zelf mee, met dat speladvies van Brook, want ben nu zelf bezig met repeteren. Het repeteren van een rol is voor mij gedurende mijn hele speel-leven een groot bijna onoverkomelijk probleem geweest en is het nu nog tot op de dag van vandaag, na 63 speeljaren.

We werken heel intens met een klein clubje, met o.a. Johanna ter Steege, aan De Vader, een Frans stuk van Florian Zeller (dat 20 dec in première gaat in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag) Een stuk dat handelt over een dementerende oude man en de impact van die ziekte op zijn omgeving. Het is geen documentair toneelstuk over deze rampziekte die in steeds heftiger vormen onze voortdurend ouder wordende generaties treft. De schrijver, die wereldwijd een groot succes met dit stuk heeft, het wordt dit seizoen in 31 (!) landen gespeeld, heeft heel listig een vorm bedacht die de toeschouwer al snel in het steeds meer haperende brein van de hoofdrolspeler doet belanden. Nu onderga ik weer eens wat het is om me voor te bereiden op het spelen van een heel gecompliceerde rol. Je uit te leveren aan een regisseur, gelukkig een hele goede, Gijs de Lange. Een tijd lang heb ik gedacht ik dat het nu maar uit moest zijn met dat vertonen van weer een of andere afsplitsing van mezelf, maar toen mij deze rol werd aangeboden bedacht ik me eigenlijk geen seconde en zegde toe.

In een flits had ik me een premature voorstelling gemaakt van de man die ik moest gaan spelen, maar nu ik aan het repeteren ben, blijkt er niets meer van dat beeld te kloppen. Niet omdat de regisseur iets anders van me wil, we denken gelukkig dezelfde richting uit, maar omdat het zin voor zin opbouwen van een toneelfiguur inderdaad blijkt te bestaan uit het opslaan van gegevens in je onderbewuste, een geheel andere staat van zijn dan je onbewuste. Met mijn ‘onderbewuste’ kan ik beter uit de weg, dat is meer een lege voorraadkast die je gevoel voor gevoel, zin voor zin kunt vullen om er later tijdens het spelen gebruik van te maken. Wanneer je daar in een beetje slaagt kan je misschien overschakelen op Brooks ‘onbewuste’.

Tijdens het werken aan de rol experimenteer ik geregeld met Brooks stelling: dan eigen ik me een fragment toe, bij voorkeur bestaande uit een paar regels en liefst een fragment waarin ik me volstrekt vrij van bijgedachten kan bewegen, dus waarin ik niet hoef na te denken over hoe ik loop, ga of sta, of hoe mijn tegenspeelster reageert. Dan merk ik hoe ingewikkeld en hoe lastig dat tijdens het repeteren gaat, dan merk ik dat je mag hopen dat je dat misschien lukt bij de vijftigste voorstelling. Dat je van je zelf niet moet eisen dat zo een staat van zijn in de repetitieweken al kan plaatsvinden. En dat je theorieën over spelen eigenlijk ver van je moet houden, dat ze je alleen maar belemmeren in de voorbereidingsfase: op ontdekken, op goud zoeken komt het aan, op geheime spelafspraken, op het contact zoeken met de ogen van je tegenspelers, op het doorgronden van de tekst, op het durven afdalen in de krochten van de menselijke ziel, steeds dieper de grond in tot je op plekken belandt waar geen adem te halen valt.

Zulke momenten maken toneelspelers wel eens een paar keer in hun leven mee, mij is het maar een keer gebeurd, dat samengaan van tekst, spel en zijn, misschien in De Vader opent zich die afgrond nog eens een keer, misschien.

Wordt vervolgd.