Heisenberg, Breda 21-2-2019

In Breda gisteren zat ik in de KOVANDIJK kleedkamer, je hebt daar ook een Nourejev en een Bernstein-kleedkamer. In die van Ko bestond het behang van onder tot boven uit gefotokopieerde kritieken uit de loop van zijn carrière, veel portretfoto’s ook, en persoonlijke aantekeningen. Het was al de tweede keer dat ik er zat, bij De Vader namelijk ook. Merkwaardige ervaring. Het verhoogde mijn concentratie niet, ik moest voortdurend denken aan mijn eerste jaar aan het theater toen van Dijk daar de top acteur was. Ongelofelijk aardige en hardwerkende briljante acteur, die in dat jaar, in Rotterdam, definitief aan het doorbreken was, Othello, Creon, Petrucchio, de Mirakelridder, Muizen en Mensen en ga zo maar door. Er hing ook een “slechte” kritiek tussengeplakt, eentje van Anton Koolhaas in Vrij Nederland; daar had Ko in zijn beeldende handschrift bijgeschreven, “ziezo, nu weet ik definitief dat ik dus niet kan toneelspelen!” Er hing ook in zijn handschrift een lijstje van de rollen die hij, in volgorde, die jaren had gespeeld, en wat moest mij daar toch weer in opvallen? Hij was er eentje vergeten, en hoe weet ik dat zo zeker: omdat ik daar, achttien jaren oud zijn assistent mocht zijn bij het regisseren van een franse comedie Ik Heb Je Lief, Valerie. Het instituut assistent bestond in die jaren nog niet, het werd zo’n beetje door hem uitgevonden omdat hij behalve de regie ook de hoofdrol voor zijn rekening had genomen en om het overzicht te kunnen houden moest ik geregeld zijn stand in op de repetities zijn. En van Dijk regisseerde mij dan ook maar meteen! Zo doe je wel ervaring op, met volle teugen genoot ik van mijn nieuwe functie, moest daarnaast ook nog Andrea Domburg, (Valerie) overhoren, bij haar thuis nota bene! Enfin Ko van Dijk heeft me door dat eerste moeilijke jaar gesleurd, onvergetelijk, en voor mij zo’n beetje toekomstbepalend. Bladzijden lang zou ik hier over kunnen schrijven, maar dan kom ik niet aan de voorstelling van gisterenavond toe en die was weer zo enerverend, alleen al door de (kleine) wijzigingen die ik er in probeerde aan te brengen, en die me de hele avond door bezig hielden. Had ze natuurlijk van te voren met Elsie besproken, maar die keek, kijkt daar niet van op, zij vindt dat variëren de normaalste zaak van de wereld, dat maakt haar ook zo wendbaar. Omdat ik uit een hele andere periode stam, eentje waarin het woord, de opdracht van de regisseur zo ongeveer heilig is, zijn eigenmachtige wijzigingen zo ongeveer te vergelijken met een zware overtreding. Johan Simons echter inspireert juist zijn acteurs geregeld andere ingangen te bedenken, dus wanneer hij gisterenavond achter in de zaal zou hebben gestaan zou hij het er waarschijnlijk erg mee eens zijn geweest. Mij beviel het in ieder geval. Morgen in Drachten op dat ingeslagen pad doorgaan. Drachten opgelet! Maar eerst wacht ons vanmiddag nog het TV programma Tijd voor Max waarin we live mogen losgaan over ons geliefde stuk. Ben benieuwd!

Heisenberg, Maastricht 18-2-2019

Gisteren bij de rondvraag na de inleiding op de voorstelling in Maastricht vroeg een mevrouw wat ze aan decorbeelden kon verwachten, “want ik ben blind.” Wat moet je dan zeggen? Gewoon het decor beschrijven? Heeft die mevrouw daar wat aan? Je weet tenslotte niet of ze blind is geworden of altijd al is geweest. Moest je dan de decorbeelden abstraheren, of letterlijk nemen? Ik kwam daar overvallen als ik me voelde niet uit. En liet het antwoord over aan Elsie, die heel liefdevol de beelden in een mengsel van abstractie en werkelijkheid beschreef. Die mevrouw leek tevreden. Ik nam me voor haar na afloop op te zoeken en dan te vragen hoe zij de voorstelling had ervaren. En hoe zij onze stemmen had ervaren. Maar kon haar niet vinden, dus kwam ik er niet mee verder.
Het gebeurt wel eens meer dat er blinden of zeer slechtzienden op de eerste rij zitten. Voor mij (ik wil niet generaliseren en schrijven “voor ons”) een fascinerende ervaring, die je geregeld tijdens het spelen bezighoudt: wat betekent het theater voor die mensen, wat brengt ze er toe om het veilige huis te verlaten en zich te begeven in het spiegelpaleis dat toneel tenslotte is, ook is? Is dat nieuwsgierigheid, is dat een verlangen iets meer van het werkelijke leven te weten te komen, van het ingedikte leven dat zich onzichtbaar voor hen afspeelt en dus alleen te horen lijkt, wat zegt een blinde de klank van een voetstap op het toneel, van een zucht die de andere toeschouwers misschien ontgaat? Is het de liefde voor toneel of is het een toevluchtsoord waar een gesloten wereldbeeld een paar uurtjes in vrijheid kan associeren? Ja het was jammer dat die mevrouw is weggegaan, ik had meer van haar te weten willen komen.
PS. Maastricht, Vrijthof, goed bezochte voorstelling, podium ongelofelijk groot. Het was een extra impuls dat we bij de voorbespreking het repetitieproces met Johan Simons nog eens bespraken, waardoor ik tijdens het spelen weer extra gebruik ging maken van de vrijheid die hij ons had gegeven: de afgelopen voorstellingen had ik toch wel vrij strak de resultaten van het repeteren als basis gebruikt, gisterenavond liet ik een heleboel van te voren bedachte zinswendingen, vastgelegde overgangen in de steek, en probeerde er andere ingangen voor te vinden. Dat lukte alleen maar bij die punten waar ik er niet van te voren over had nagedacht. En dan hadden die anders gezegde zinnetjes meteen een andere betekenis, waar Elsie ogenblikkelijk op reageerde. Als dat goed ging kon ik moeiteloos verder, mislukte een opzetje dan bleef dat mij volgen en werd ik weer voorzichtiger. Kortom, al die kilometers heen en terug naar het diepe Zuiden waren de moeite waard geweest, ik had weer wat opgestoken waar ik straks in Breda weer verder mee kan. Straks? Nee dat is Donderdag pas, tot dan.