Gisterenmiddag woei onze Storm rondom zijn Oog ongebreideld door de goed gevulde Amstelveense schouwburg, onder het spiedend oog van de regisseur, die ons vandaag wel van een lang gedetailleerd commentaar zal voorzien. Valt er weer wat te overdenken voor we overmorgen weer in Delft zullen aantreden.
Maar nu nog even terug naar Amstelveen waar ik ondanks de verbouwingen mijn voetstappen van twaalf generale en try outjaren met het Publiekstheater (1973-1985) terug vond. Een inspirerende nieuwigheid was dat alle kleedkamers opgesierd waren met prachtige tentoonstellingsfoto’s van Pan Sok, alle gewijd aan de ster-actrice Anne Wil Blankers in haar glorie jaren, (die nog steeds voortduren,) bij de Haagse Comedie en het Nationale Toneel. Waarom mij dat zo trof was omdat ik me al jaren blauw erger aan de opgeblazen kleurenposters van alle eendagsvlinders uit de amusementsindustrie die de gangen en de foyers en kleedkamers vullen van de schouwburgen dwars door het land. Wat is daar op tegen zou je zeggen, die foto’s doen toch niemand kwaad en ze zijn alleen voor de optredende te zien, nou, daar heb ik wel een antwoord op : de overdaad aan bulkende uitvergrotingen van de showpagina’s geven die langstrekkende karavanen van het laagdrempelig amusement de bevestiging van hun overheersende positie in onze sector, terwijl juist zij het zijn die er keer op keer op gewezen zouden moeten worden waar ze vandaan komen, waar hun oorsprong ligt, dat de oervorm van het t h e a t e r uit een duizenden jaren traditie stamt waar de komedie , de noodzakelijke luchtigheid een toegift was op een serieuzere, ernstiger opmaat: de satyrspelen als sluitsteen voor de tragedie. Natuurlijk de tijden veranderen, vroeger is geen maatstaf, vernieuwingsbewegingen volgen elkaar met grote regelmaat op, terecht, maar niet doordrenkt zijn van waar je vandaan komt holt iedere nieuwe inhoud uit, ontneemt welke nieuw vorm dan ook zijn fundament. Hier laat ik het bij ( voorlopig).