25 februari 2017 – Spant! Bussum

– dit verslag van de tournee van De Vader verscheen oorspronkelijk op Facebook –

Beetje bijgekomen van gisteravond, van het spelen in Bussums ’t Spant. Het was mooi vol, dus dat zou een goeie avond beloven, veel vrienden en kennissen die de voorstellingen elders waren misgelopen zaten in de zaal. Gaf extra spanning: we hadden onderling voor aanvang weer stevig overleg over wat we zoal aan het doen waren en dat doet je op een extra geconcentreerde manier aan het werk beginnen. Overdag weer een ander stuk van onze schrijver (Florian Zeller) gelezen La Vérité genaamd, weer een stuk vol raadsels wie wat weet en wie niet, virtuoos geschreven, een moderne variant op het Franse blijspelgenre dat in Nederland nauwelijks meer aan bod komt, terwijl het vroeger door de Haagse Comedie, en ook de door Nederlandse Comedie nauwelijks onderdeed voor de Franse collega’s. Maar het is uit onze repertoires verdwenen en daarmee ook de vakkennis die er nodig is voor deze soort van hogeschool van acteren (Bob de Lange). Goed, maar ik zou het over gisteravond hebben, maar dat schuif ik met veel zijsprongen zo lang mogelijk voor me uit want het bleek al gauw dat het sanatorium dat Bussum heet, al zijn patiënten in de zaal had geplant. Hun gehoest heeft mijn hele avond vergald, er werd geblaft, gegorgeld, geniest zonder weerga. En omdat iedere patiënt kennelijk zijn eigen hoestcyclus doormaakt, werden de niet-hoesters vergast op een geluiden kakafonie die een gelijkenis vertoonde met de oerkreten die je wel eens op voetbaltribunes tegenkomt. Ik heb me al vaker beklaagd, het zal misschien best eentonig worden, maar het bouwt tijdens het spelen zoveel weerstand bij mij op tegen zoveel onbeschoftheid, dat mijn werk eronder lijdt en ik bij lange na niet de nuances die de schrijver in mijn rol heeft gelegd over kan dragen. Gisteravond was het absolute dieptepunt, want zelfs in de laatste minuten van het stuk waar het tot nu toe altijd muisstil is, was er een mevrouw op de derde rij die ik in het halfdonker zag zitten die zo schaamteloos mijn richting uitblafte dat ik mijn tekst: “Het is een rommeltje hier, het spijt me dat ik het moet zeggen maar het is een rommeltje hier” veel agressiever en veel te luid in haar gezicht terugkaatste. Zelfs dat hielp niet.
Niettemin moet het gezonde en beter opgevoede deel van het publiek wel iets van de voorstelling hebben meegekregen, want behalve met bloemen werden we onthaald op een gejuich alsof we inderdaad een wedstrijd hadden gewonnen. Na afloop in de foyer sprak IEDEREEN er schande van, schrale troost voor een triest avondje.

Er waren een paar lege plekken op het balkon, die plaatsen waren vast en zeker van mensen die op het laatste moment besloten om niet te gaan om dat ze te verkouden waren en dan met hun onvermijdelijke gehoest de anderen en de spelers hun avond zouden komen verknoeien, vergallen, verpesten. Is er hoop?