14 Oktober, Troilus-euforie.

Gisterenochtend voor dag en dauw op om naar Baarn te rijden waar we in de filmvilla camera testen deden, dus als spelers kennis konden maken met de cameraploeg. Ook zij waren enthousiast over de locatie die werkelijk op een nagebouwd decor in een studio lijkt. Kostuum aan, kostuum uit, andere grime, discussie over een ouderdomsvlek hier of daar of toch eigenlijk maar niet. Links kijken, rechts in het licht, blijkt ineens dat randje van een overhemd te veel kleuraandacht vraagt, ander overhemd, nee toch je haar niet op zo’n aandacht vragende manier naar buiten gekamd, liever een beetje gewoon. Jammer, ik wilde op Abel Herzberg lijken, op mensen die op hoge leeftijd niet zo veel aandacht meer hebben voor hun uiterlijk of voor hun kleren, meestal interesseert het hen niet meer of kleuren wel bij elkaar passen, kort gezegd, de slordigheid van een Woody Allen, hoe zeer die ook bestudeerd blijkt. Toen alle betrokkenen tevreden leken over mijn kleren, kon ik vertrekken naar Amsterdam waar ik op tijd moest zijn voor mijn Toneelschoolklasje. Gauw een kop koffie en een broodje en dan de les in.

Deze middag moesten we besteden om het eens te worden over een paar gevechten en over de laatste monologen , als we daar uit zouden komen waren we in grove termen uit de opzet die we voor ogen hebben voor het vijfde bedrijf van Troilus. Jammer was alleen dat onze “vechtmeester” Jeroen Lopes Cardoso niet aanwezig kon zijn omdat hij in de laatste fase van zijn voorbereidingen zit voor de Mozart Figaro die vanavond in het Concertgebouw zijn Amsterdamse première zal beleven. Iedereen begreep natuurlijk wel dat zoiets voor gaat, maar jammer was het wel: het perfectioneren van de ingewikkelde gevechten wordt steeds verder verschoven. En de hele volgende week is het Herfstvakantie, dan ligt alles ook weer stil.

Het werken aan de Troilus tekst ging echter onverdroten verder, en leverde weer een vracht aan nieuwe inzichten op. Het blijft, mijn hele leven al, verbijsterend hoe je ieder moment dat je je bezighoudt met Shakespeare teksten, op onontdekte verbindingen kan stuiten. Ik neem me voor om wanneer deze les-periode voorbij is een beschrijving te geven van de tekst interpretatie waar we dan toe zijn gekomen: ik blijf er door gefascineerd, we zullen zolang deze beschaving het volhoudt, nooit nooit achter de volle betekenis van die teksten komen, altijd zullen er nieuwe ideeën uit voortvloeien, tot in lengte van jaren zullen tekstvorsers elkaar bestoken met weer nieuw inzichten, zullen toneelmensen er weer nieuwe interpretaties uithalen.

In de tweede helft van de middag kwam Erwin, de spraakleraar op de repetitie en samen met hem zijn we weer op een andere manier de tekst te lijf gegaan. De groep is hongerig naar zijn mening over de voortgang, benieuwd of hij zijn spraakarbeid verwerkt ziet in hun spel. Voor mij waren een paar opmerkingen van hem over ademsteun en lettergevoeligheid ook eye opening, Bijvoorbeeld een tekstregel waar drie keer een R in voorkwam, die eigenlijke iedere keer anders moest worden benaderd. En toen de speler om wie het ging dat doorhad en meteen bleek te kunnen verwerken in de tekst, het begrip, de betekenis veel helderder naar buiten kwam. Weer een bewijs hoe belangrijk techniek is als onderbouwing van betekenis en van gevoelens.

Hoe lang de dag ook was, met al zijn verschillende activiteiten, ik kreeg er steeds meer energie van; het laatste half uur van de les veranderde in een werk-beleving die ons allemaal een beetje gelukkig maakte. De studenten spraken af om de volgende dag waarop ik geen les zou geven, zelf aan de tekst en de gevechten verder te werken. “Dat laten we je dan Donderdag zien!”