Donderdag 15, eerste doorloop Troilus

De dag, de tachtigste vijftiende van Oktober van mijn leven alweer,  begon op de Theaterschool met een zeldzaam grote bos bloemen vanwege, Ruut en Desiree gaven het me stilletjes want ze wisten dat ik niet wilde dat de studenten op de hoogte waren, ik ben altijd benauwd voor mijn aapachtige reactie op massale vriendelijkheid. Ik verstopte de bos achter een steunbalk en dacht zo een ‘Lang zallie leven’ te voorkomen. Maar buiten de waard gerekend: Jeroen Lopes Cardoso, de vechtmeester, die de repetitie zou bijwonen had er lucht van gekregen en kwam met een prachtig cadeau aandragen. Geroerd. Maar ook door het ‘Lang zallie leven’ gezang dat toen alsnog losbarstte. Reageerde weer als onvolwassen aap, zo’n lied duurt toch nog behoorlijk lang, en hoe gedraag je je dan, zing je mee of onderga je het als een devote kerkganger op de hoogmis van je steeds maar uitdijender levensverhaal?

12196206_10153212020233450_3255871464499066521_n

Enfin, de doorloop begon, en na tien minuten ontving een van de aktrices-in-spe al een klap voor haar kop met een van de zwaarden! Een zwaard van hout, maar toch. Lijkwit vrezend voor een hersenschudding viel het na een kwartier en een ijsblokjeskussen in haar nek gelukkig mee.

Jeroen was verbaasd over de tekstbehandeling, dus toen glom ik van binnen zoals ik had moeten glimmen bij het zingen! “Je ziet dat ze weten wat ze zeggen, en zonder zichtbare moeite kunnen omgaan met die Shakespeare teksten.” Onze dag was weer goed.

Dertig jaar geleden, ook op zo’n vijftiende Oktober, tijdens een van de zenuwslopende repetities aan de Goethe-Faust bij Toneelgroep de Appel, hadden spelers en technici tijdens de lunch waarbij ik was weggelokt, diagonaal over de speelvloer van het gigantische gebouw een draad gespannen met wel veertig kadootjes die vrolijk hingen te bengelen, onvergetelijk. Het reageren op zoveel vriendelijkheid werd me toen vergemakkelijkt door de manier waarop ieder persoonlijk iets aardigs zei, waarop ik ook geacht werd iets terug te zeggen. Onvergetelijk. Trouwens die hele productie was een onvergetelijk hoogtepunt in die toen al vijftig jaren durende zoektocht naar, ja, naar wat, hoe zullen we het voor deze openhartige keer noemen, aandacht? erkenning?

Kleindochter HCTerug naar deze tachtigste dag, die zich in de vroege avonduren afspeelde op de tweede verdieping van het voormalige Citroengebouw voor het Olympisch Stadion waar het grootste deel van mijn gezin al smakelijk etend mijn verjaardagje kwam vieren. We keken door de grote ramen uit op het Stadionplein waar overdag druk gebouwd wordt aan een vracht flatgebouwen waardoor het huis waar ik werd geboren ooit, bijna aan het zicht werd onttrokken. Genietend van mijn jongste kleindochter die over de rand van de vensterbank de glimmende lichtjes buiten probeerde te tellen zonder te kunnen tellen. Mooie avond.

Vrijdagmorgen vroeg op een woonboot aan de Amstel mijn eerste piano les ooit! Voor de rol in de film! Moeilijk hoor, zonder noten te kunnen lezen toch een Mahler akkoord aan te moeten slaan, maar wel uitdagend, daarna weer twee maal een Troilus doorloop, en voordat de school de herfstvakantie zou inzetten nog een mime demonstratie bijgewoond, waar twee van mijn Troilus studenten aan meededen, ook het meisje met de klap op haar kop. Met een ijzingwekkende lichamelijke discipline kweten ze zich van hun moeilijke taak. Na de vakantie maar eens onderzoeken of ik die onvermoede capaciteiten nog kan aanwenden voor een nog lijfelijker Troilusaanpak.

In de vroege avond ging de telefoon en vertelde zijn dochter dat haar vader Guus Rekers zachtkens was overleden. Hoezeer ik al met die gedachte vertrouwd was, hij was de verliezende tegenstander van Vechtmeester Kanker, kwam de mededeling toch weer hard en onontkoombaar aan. En of ik op zijn begrafenis wilde spreken. Tja, ik had hem dat ook ooit beloofd, maar nu is het dan zo ver: tekst leren voor de film, pianospelen en een begrafenisrede, het is wat veel allemaal. Iedere maand overlijdt er wel iemand uit mijn werktijd van weleer, voel me een overlever die het einde nog lang niet in zicht heeft, althans dat tot nu toe voor zich uit weet te schuiven. Maar dat Guus, mijn trouwe makker uit de Publiekstheatertijd er niet meer is, maakt me wel erg triest.

Vanmorgen belde Eric Schneider me op om te vertellen “dat hij onder de indruk was van mijn Vondelboek-in-wording”. Hij zei dat hij het in een ruk had uitgelezen en enfin, zoveel lovende worden waren balsem op de onzekere ziel die het werkje had geschreven. Arme Guus, aan wie ik uiteindelijk mijn Vondel-liefde had te danken, zonder hem zou ik ongetwijfeld door gebrek aan kennis bij het steeds groter wordende leger Vondelhaters zijn gaan behoren. Ik ga een mooi verhaal over je houden Guus, daar kun je op rekenen, ik ga meteen beginnen. Rust zacht, beste vriend.