Heisenberg, Gouda 13-2-2019

De zon schijnt. Overvloedig. Na veel grauwe dagen. Gisterenavond moest ik in Gouda, in de Goudse Schouwburg zonder Nel, maar met een minstens zo enthousiaste dame die ons welkom heette en verder begeleidde, zeggen : “de zon scheen”, en nu, nu de zon “echt” schijnt, dringt pas goed tot mij door dat je met het woord “schijnen” meer kanten opkan: een vaststelling als een open deur, maar is het schijnsel van de zon maar schijn? Ja, op het toneel uitgesproken wel, ook en zelfs in de verleden tijd. Op een schilderij van van Gogh is het ook schijn, hoe fel hij ook schijnt. Voor altijd vastgelegde schijn, te controleren schijn. Maar op het toneel uitgesproken is het schijnsel al benoemd voordat het tot de luisteraar doordringt, hooguit na te lezen in de tekst, maar verder verdwenen in het heelal.
“De zon scheen”. Het is meer dan een mooie startzin voor een uiteindelijk triest verhaaltje, want na een paar zinnen begint het in het verhaal dan ook te regenen, “werden we overvallen door de regen”, en even verderop “verbrak ze zonder aankondiging de verloving”. Bleek het dus maar schijn dat de zon scheen. Want de schrijver laat de zon gisteren schijnen, maar in het verhaaltje dat hij vertelt laat hij het wel of niet schijnen van de zon in het midden, laat hij de personen wel overvallen door de regen, scheen de zon daarvoor dan ook? Iedere avond wanneer ik die tekst zeg laat ik in mijn hoofd die zon volop schijnen tot “we worden overvallen door de regen”, ik zie soms zelfs een stukje regenboog wanneer we vanuit de schuilplaats naar de regen kijken. Schijn, in woorden vastgelegde schijn.
“I am dying, Egypt, dying.” Shakesperiaanse schijn: Antonius die Cleopatra vereenzelvigt met haar ondergaande rijk. Toen ik als zeventienjarige jongen Michael Redgrave die woorden hoorde uitspreken bij een gastvoorstelling van het Shakespeare Memorial Theatre in Amsterdam ( toegangsprijs 17 gulden, een vijfde deel van mijn maandsalaris) brak bij mij voor het eerst het besef van de macht van woorden op het toneel uitgesproken tot me door, en ook door de klank van de stem die de schijn van het toneel in werkelijkheid om kon zetten. Ik hoor het hem nog zeggen. Thank you Mr Redgrave, U bent nog steeds mijn leermeester. Egypte en de zon.

PS. Was een mooie avond gisteren in Gouda, omdat het zo voorspelbaar wordt dat iedere voorstelling intenser gaat dan de vorige heb ik mezelf afgeleid door het raadsel van de zon en het schijnsel erbij te betrekken. Nu we op de helft van onze serie zijn aangeland en er in mijn hoofd wat ruimte beschikbaar komt om ook een beetje van het spelen te genieten, wordt er steeds meer creativiteit binnen gelaten, vooral omdat ik aan mijn tegenspeelster Elsie de Brauw anderhalf uur kan zien hoe zij er mee omgaat, met haar creativiteit, hoe zij iedere avond een vracht aan nieuwe mogelijkheden kan binnenlaten.
Met dank aan Elsie en de zon.

 

Heisenberg, Meppel 9-2-2019

Na de voorstelling gisterenavond in Meppel kwam er een mevrouw op ons afgestapt, op Elsie en mij, “Mag ik U wat vragen?” “Ja, natuurlijk Mevrouw.” Ze keek ons beiden op een vriendelijk ernstige manier aan en je zag haar moeite doen om de vraag die ze wilde stellen op een juiste manier te formuleren. Het zou vast en zeker geen vraag zijn in de sfeer van “Hoe leert u nou al die teksten?” of “Haalt u al die rollen nou niet door elkaar?” Het was behoorlijk rumoerig in de foyer en die Mevrouw praatte heel erg zachtjes alsof ze de wereld om haar heen totaal ontkende, waardoor ik haar vraag niet helemaal goed verstond: “Hebben al die rollen die u beiden speelt en hebt gespeeld een invloed op uw eigen persoon, op uw manier van leven, geven de inzichten van die mensen die u moet spelen u een andere kijk op de wereld?” Zo’n vraag krijg je niet gauw, niet omdat zo’n vraag niet bij meer mensen zou kunnen opkomen, maar omdat er maar weinig mensen zijn die zo’n vraag durven te stellen. Wij zijn in eerste instantie tenslotte vreemden voor elkaar, maar door het spelen in het openbaar vertrouwder voor publiek dan individuele publiekspersonen voor ons spelers. Elsie had een antwoord klaar, “Ja, er blijven altijd wel deeltjes van zo’n rolfiguur bij je hangen, ja vooral standpunten die een rol inneemt blijven je bezig houden, kunnen je helpen je mening te verstevigen.” Toen moest ik ook nog iets te berde brengen. Ik begon met me zo onafhankelijk mogelijk op te stellen, het liefst had ik “nee” gezegd, mijn rollen beïnvloeden me niet, maar ik had al snel door dat dat een slap antwoord zou zijn, ik manoeuvreerde me een andere kant op : “meestal speel ik een rol niet vaak genoeg om de volle impact tot me door te kunnen laten dringen. Deze slager bijvoorbeeld speel ik een veertig keer, iedere avond komt er een aspectje van de man bij, en pas na afloop wanneer hij in het heelal verdwenen is en ik misschien weer met iets anders bezig ben, dan zal hij de kop wel eens opsteken, zijn brute kant, zijn geborneerde, zelf gezochte eenzaamheid, het benauwde wereldbeeld, zijn laatste zinnetje: het leven is zo kort en ik begin het nu pas onder de knie te krijgen. Ja die tekst doet mij, op mijn leeftijd, natuurlijk wel wat, Dan ga ik onbewust wel bij me zelf te rade, hoe dat bij mij zit.” Ik was niet tevreden met dat antwoord, maar de rumoerige foyer, het onverwachte van de vraag, de diepzinnigheid ervan, die de kern van mijn bestaan op het toneel uitmaakt, stond een echte discussie in de weg. Maar er is bij mij wel een snaar geraakt, die Mevrouw uit Meppel blijft wel in mijn hoofd rondspoken, ik kom vast wel eens op U terug!